Julliard School of Music

Festival Oude Muziek, wereldwijd het meest gezaghebbende festival op het gebied van oude muziek, kreeg in 2014 bezoek van The Juilliard School of Music uit New York, ’s werelds meest prestigieuze conservatorium. Juilliard heeft sinds 2009 een oude muziek afdeling die op een inspirerende manier aan de weg timmert.

Hun pedagogische aanpak lichtten ze toe tijdens het STIMU-symposium Curriculum Matters en tijdens een Zomerschoollezing, waar ook een stand van zaken van de oude muziek scene in de Verenigde Staten is geschetst, in aanwezigheid van specialisten uit de hele wereld.

Uiteraard was Juilliard ook live te horen: het studentenorkest Juilliard415 trad tweemaal op tijdens Festival Oude Muziek; ook hun professoren presenteerden zich met een docentenconcert en tijdens masterclasses. Het was de eerste keer dat the Juilliard School of Music zich publiekelijk buiten de VS presenteerde.

Over de term oude muziek
Wat is nu precies “oude muziek” en waarom is de komst van een conservatorium nu zo belangrijk? Antoinette Lohmann, hoofdvakdocent barokviool en -altviool verbonden aan het Utrechts Conservatorium, legt uit dat oude muziek eerder een benadering dan een genre is:

“De term oude muziek is eigenlijk verkeerd. Liever heb ik het over historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk (HIPP), ook wel historisch geïnspireerde uitvoeringspraktijk.  Dit gaat over de vraag hoe je muziek benadert, alle muziek tot gisteren.
Ik benader muziek vanuit het historische perspectief, waarbij ik muziek zoveel mogelijk bekijk vanuit het perspectief van de componist. Belangrijk zijn dan de middelen die hem (of haar) in diens eigen tijd ter beschikking stonden – denk bijvoorbeeld aan instrumenten en strijkstokken. Maar ook is het belangrijk om bewaard gebleven (geschreven) bronnen te raadplegen om te bepalen wat de technieken uit die tijd zijn, of te kijken naar opvattingen van de muzikale esthetiek van die tijd.

Het gebruik van instrumentarium uit een bepaald land en een bepaalde periode kan al veel informatie geven over de vraag hoe muziek uit een bepaalde periode en uit een bepaald land uitgevoerd moet worden. Het gebruik van darmsnaren, het gebruik van de oude stokhouding (met de duim onder de slof), de afwezigheid van de kinhouder en de schoudersteun vraagt als vanzelf om andere technieken dan de technieken die op moderne instrumenten kunnen worden gebruikt.

Wat lastig is bij deze benadering is dat veel vragen onbeantwoord zullen blijven. En dan zijn er ook nog eens vragen die die we onszelf niet eens stellen. Iedere componist en schrijver had zijn eigen context, maar elk mens heeft ook zijn eigen context, dus het idee dat we een waarheid zullen achterhalen kunnen we het best maar meteen laten varen.

Voor mij gaat het vooral over de vraag wat de kenmerken van een genre of stijl(periode) zijn en hoe ik het meest recht kan doen aan een bepaalde stijl. Oude muziek in deze zin is dus eigenlijk geen genre, het is een benadering. Een manier om muziek vanuit zijn oorsprong te benaderen, vanuit de tijd waarin het is gecomponeerd, voor zover dat mogelijk is. Soms kan ik ernaar zitten, maar ik poog wel altijd om te begrijpen hoe muziek van een bepaalde tijd toen bedoeld zou kunnen zijn.

Ik vind dus ook dat het belangrijk is om zoveel mogelijk recht te doen aan de verschillen tussen stijlperiodes (en tussen stijlen), ook tussen verschillende landen. Er zijn altijd chronocentristen die denken dat veranderingen gedurende de eeuwen uitsluitend verbeteringen zijn en dat de moderne uitvoeringspraktijk de beste is, maar ik denk dat we meer recht doen aan de muziek als we deze voor zover mogelijk vanuit de tijd zelf benaderen. Je maakt ook geen reconstructie van de reis van Columbus met het vliegtuig.”