Residenties komt met Reflecties


Aart van der Maas
Niet oplappen maar herontdekken

Aart van der Maas is musicoloog, doet promotieonderzoek naar inclusieve culture commons en is opleidingsmanager van de Master Community Development, Hogeschool Utrecht. Daarnaast heeft hij zitting in de redactieraad van Residenties in Utrecht.

Aart van der Maas:
Niet oplappen maar herontdekken

Het overheidspakket van coronamaatregelen om het coronavirus terug te dringen, is een dreun geweest voor de culturele sector en iedereen die daarbinnen werkt. Jarenlang neoliberaal beleid heeft culturele instellingen verleid tot het aanbieden van commercieel aantrekkelijke, aanbodgerichte programma’s voor het grote en exclusieve publiek. En ineens was er geen publiek en dus geen geld en lijkt de kunstensector de rol die het moet vervullen in crisistijd te zijn verleerd. De verleiding is groot om de pijn te verzachten en snel en van bovenaf met noodpakketten en oplossingen te komen. Begrijpelijk, maar de kunsten laten zich niet zo makkelijk inkapselen.

De coronacrisis is nog niet voorbij en de eerste rapporten worden gepubliceerd. Het Sociaal Cultureel Planbureau komt met een eerste analyse van de mogelijke maatschappelijke gevolgen en implicaties voor beleid. De schrijvers doen dit ‘met een slag om de arm wat betreft de uitputtendheid van de kennis en de toepasbaarheid ervan in de nog niet eerder vertoonde situatie waarin de Nederlandse samenleving zich nu bevindt’ (Kuypers & Putter, 2020, p. 29). En hoe kan het ook anders. De coronacrisis laat zich omschrijven als een ‘wicked problem’. Kenmerkend voor dergelijke problemen is de complexiteit: er is nog onvoldoende kennis en er is geen consensus over de mogelijke oplossingen.

De rijksoverheid publiceerde onlangs de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen (BMH6). Er wordt inzicht gegeven in mogelijke beleidskeuzes voor de toekomst van Nederland op de langere termijn. De overheid zoekt de oplossing in de richting van een inclusieve samenleving en één van de 27 aangekondigde maatregelen is: ‘Intensivering inzet op inclusief sporten en cultuurparticipatie’ (p. 46). In het rapport wordt inclusie geschetst als een ‘product’ dat in feitelijke in- en uitsluiting omschreven kan worden: “Een inclusieve samenleving is een samenleving waarin mensen volwaardig kunnen participeren”. Sociale participatie verwijst naar de deelname aan het maatschappelijke verkeer via informele sociale contacten en via georganiseerde sociale participatie zoals (cultuur)verenigingen (p.6). Deze omschrijving zegt nog niet veel over de kwaliteit van de relaties tussen mensen.

Inclusie gaat niet alleen over of mensen wel of niet deelnemen. Inclusie kan, anders dan een ‘of-of’ resultaat, ook omschreven worden als een ‘en-en’ proces; van het zichtbaar maken van (culturele) verschillen, conflicten en verschillende identiteiten om tot nieuwe vormen van samenleven te komen. Dit proces kenmerkt zich door ambiguïteit die zich, aldus Pascal Gielen, opdringt ‘wanneer we het andere in onszelf ontdekken’. We kunnen het niet meer negeren, maar weten er ook (nog) geen raad mee. Zoals de actor-netwerktheorie van Bruno Latour leert: we zijn geen of-ofwezens maar en-engedrochten’ (Gielen, 2020). De kunsten kunnen in dit proces een cruciale rol spelen (Otte & Gielen, 2019). Niet in de vorm van top-down en aanbodgericht community arts projecten, maar als community-based arts projecten, waarbij in het artistieke proces ruimte is voor verschillen, (her-)ontdekken en betekenisgeving tussen bijvoorbeeld wijkbewoners, kunstenaars, zorgverleners en beleidsmedewerkers. Het samenwerken in niet-hiërarchische gemeenschappen is daarvoor kenmerkend. Deelnemers krijgen de mogelijkheid hun behoeften, wensen en identiteiten vorm te geven, dan wel er uitdrukking aan te geven. Een goed sociaal artistiek project komt met andere woorden ten goede aan alle betrokkenen (Van der Maas, Hamers & De Vos, 2019).

De vraag is of dergelijke projecten binnen de muren van het theater of beter kunnen plaatsvinden in de haarvaten van de stad. Residenties in Utrecht heeft al voor de coronacrisis laten zien dat het hierbij ook gaat om ‘en-en’. In de werkwijze van choreograaf Amparo González Sola ontstaat bijvoorbeeld ruimte voor een inclusief proces doordat ‘reciprociteit’ in het artistieke concept onderzocht wordt. Zij is samen met de deelnemers van het artistieke proces, net als alle andere residenten, te vinden op straten, pleinen, het theater, in het klaslokaal en in zorginstelling. Zoals gezegd, de kunsten laten zich niet inkapselen.

En het publiek? Voor de coronacrisis konden zij in het pluche en verstopt in de donkere zaal nog enkel toeschouwer zijn. Nu we van de eerste schrik bekomen zijn, ligt er de belangrijke taak voor de kunsten om met het publiek (en andere nog niet betrokken deelnemers) experimenterend te denken en te doen om op een inclusieve manier door de coronacrisis heen te komen. Niet van bovenaf aangestuurd door een artistieke leiding, maar via een wederkerig proces, als een rivier meanderend en soms hier en daar overstromend. In de kunstgeschiedenis zijn genoeg sprekende voorbeelden te vinden van kunstenaars die niet wegkijken of oplappen, maar zich midden in de crisis wurmen. Neem de antifascistische werken van Grosz, de antikapitalistische stukken van Brecht, het Werktheater, orkest De Volharding die de buurt als podium zag. Of een compositie als ‘Porn Wars’ van Zappa en meer recent de kritische werken van Ai Weiwei. Kunst en crises gaan hand in hand. In de huidige coronacrisis is het hoog tijd dat kunst zich weer van haar beste kant laat zien. Het is immers niet meer de tijd van toedekken, maar herontdekken.

Aart van der Maas
3 Juni 2020